Een rokende longarts of een vegetarische slager?
Een beetje een makkelijk ‘inswingertje’ maar met deze titel probeer ik meteen de dialoog te openen: zijn werkers in de psychiatrie nu juist mensen die uitblinken in stabiliteit en gevrijwaard zijn van de ‘ellende’ waarin hun patiënten kunnen verkeren? Of is juist het tegendeel waar…
…nou, om te beginnen: hier is geen antwoord op. (Zelden zo’n korte blog geschreven….)
Maar laten we er nog even over door mijmeren.
Toen ik net in de psychiatrie begon moest ik –voor zover dat mogelijk was- nog wel eens uitleggen wat psychiatrie eigenlijk was. De échte leek maakte zelfs niet primair het onderscheid tussen ‘verstandelijk beperkten’ en mensen met een psychiatrische aandoening. Ik probeerde dat uit te leggen door te zeggen dat een verstandelijke beperking veelal aangeboren en blijvend is en dat ‘een psychiatrische aandoening jou en mij zomaar kan overkomen’. Om het niet ingewikkeld te maken liet ik dan het niet-aangeboren hersenletsel en de dementieën maar even buiten beschouwing. En, om het niet nóg ingewikkelder te maken benoemde ik maar niet de ‘staat van defectheid’ van de chronisch ernstige ‘schizofrene’ patiënten die ik inmiddels had leren kennen. Ook weer zo lekker verwarrend. Schizofrenie. Ooit was het een ‘geaccepteerd ziektebeeld’, toen mocht het ineens (en terecht) niet meer gebruikt worden omdat de term schizofrenie ook ‘prognose en beloop’ in zich had (en daar wil je iemand niet toe veroordelen) maar de laatste jaren werd de term weer wél gebruikt om de situatie van iemand te beschrijven.
Terug naar waar het om ging: op het moment dat je zegt dat ‘een psychiatrische aandoening jou en mij ook kan overkomen’ worden de wenkbrauwen gefronst. Iets wat men liever niet horen wil.
Het is overigens best wel een lastige discussie. Wanneer is iets nou ‘echte psychiatrie’ en wanneer niet? Cijfers op dit moment laten een gruwelijke omvang zien van het aantal mensen met een depressie. Maar welke meetlat hanteer je? Vanzelfsprekend (je moet ergens van uit gaan…) zou je dan moeten beginnen met de internationale meetlat DSM-5. Maar betekent dat dan ook dat álle ‘van het depressie-etiket voorziene burgers’ aan alle gestelde criteria voldoen? Ik waag het te betwijfelen. Maar die twijfel, vervolgens, doet niets af aan de ‘lijdensdruk’ die mensen kunnen ervaren die gebukt gaan onder langdurige en ernstige somberheid. De meetlat wordt ook wel eens gelegd bij de mate waarin iemand nog tot ‘sociaal functioneren’ in staat is en/of de ziekte (laten we even bij de depressie blijven) hem of haar belemmert de gewone zaken als ‘werk’ en ‘sociaal leven’ voort te kunnen zetten. Ook dit zegt in feite niets: er zijn tallozen die gebukt gaan onder pathologische somberte en toch een ogenschijnlijk normaal leven leiden. Zonder daar veel lol aan te beleven…dat dan weer wel.
De uitspraak ‘het kan jou of mij ook overkomen’ roept meteen de immense dialoog op ‘waar komt een psychiatrische aandoening vandaan?’ Wel, als we de vakliteratuur over de afgelopen twee eeuwen naast elkaar leggen dan komen er voortdurend mogelijkheden en hypotheses bij, maar er wordt er niet een van het lijstje geschrapt. ‘Belastende opvoeding’, ‘trauma in het verleden’, ‘erfelijkheid’, ‘de boze maatschappij’, ‘gevolgen van foute middeltjes’, ‘bio-psychologische verstoringen in het brein’, ‘een somatische ziekte’, ‘onverklaarbaar’…. Noem maar op! Je kunt als redelijk normaal mens je leven aanvangen en ‘ergens’ iets oppikken wat je binnen de criteria van de DSM-5 doet vallen. Ik pak heb boek even ter hand (met links kan ik het niet goed tillen. Mijn artrose in mijn hand doet pijn. Pijn maakt me somber. Ben ik nu….?) en het boek van drie kilo bedraagt precies 1211 bladzijden. Je kúnt dus nogal wat mankeren…
Het grappige is (maar dan grappig met dikke aanhalingstekens) dat het wel degelijk zo is dat bepaalde psychiatrische aandoeningen per tijdbeeld verschilden. Van de ‘hysterie’ (wat volkomen ten onrechte tot een soort ‘aanstellerij’ is beschouwd) die vroeger veel meer voorkwam, dot de ‘borderline’ die we vandaag de dag te pas en te onpas in De Margriet en Libelle voorbij zien komen. Heel soms (héél soms) bekruipt mij wel eens het gevoel dat er met ‘multipersoonlijkheidsstoornissen’, met ‘borderlinestoornissen’ en met ‘depressies’ ook wel eens wat gekoketteerd wordt. Of misschien mag ik dat niet zeggen –of bedoel ik het anders- maar die gedachte ontstaat dan doordat ik op basis van mijn oude ervaringen misschien wel onderscheid zie tussen de échte diepe, diepe ellende die ik in de intramurale settings heb beleefd versus de ogenschijnlijk ‘makkelijke’ manier waarop een burger zijn (zelfverklaarde-) aandoening etaleert. Ik merk, herlezend, dat het negatiever klinkt dan ik bedoel. Blijkbaar bestaat er in mijn perceptie een ‘rangorde in ernst’ die zich louter subjectief kan laten verklaren.
Een heel andere discussie, die ik nog wel eens terug laat komen, is een actuele: eindelijk ontstaat er erkenning van de veel-vaker-voorkomend-dan-gedachte combinatie van een ‘licht verstandelijke beperking’ met een ‘psychiatrische aandoening’. Of misschien wel uit te leggen als ‘het focus op het één (de GGZ) heeft het ander (LVB) verwaarloosd’. Met erkenning van deze combinatie wordt een al lang bestaande cliëntcategorie nu –eindelijk- met andere ogen bezien.
Hoe dan ook: het lijntje tussen ‘een psychisch gezond leven’ en ‘een psychiatrische aandoening’ is vaak maar dun. Veranderende omstandigheden kunnen ons in één klap doen omslaan naar het ‘patiënt-zijn’. Een baan, een huis, een vrouw, vakantie, stabiliteit; en dan ineens baanverlies, drank, ruzie, scheiding, somberheid, geen uitweg meer zien….het is een veel voorkomende ‘cyclus’ die opnieuw de vraag oproept ‘is dit wel echte psychiatrie’, maar in ieder geval wél laat zien dat enorme veranderingen in je leven én in je stemming zomaar kunnen ontstaan.
Om nog maar niet te spreken van psychoses. Heb je geen wanen of hallunicanties, dan kun je je bijna niet voorstellen hoe het is om er wél onder gebukt te gaan. Eén kenmerk heb ik altijd gezien bij mensen die leden onder wanen en hallucinaties: angst. Het zal je maar overkomen. Als de wereld ineens niet meer die feitelijke, vaststaande, duidelijke wereld is, maar een brei van bedreigende stemmen, enge visioenen of angstigmakende overtuigingen die zich onstopbaar aan je opdringen. En toch geldt ook hier: het kan je zomaar overkomen. Hetzij tijdelijk (of onder invloed van iets fouts) óf toch als aspect van een binnensluipende psychose.
Even (‘up’) terug naar de eerste regels van deze blog. Pijnlijk vond ik, in mijn tijd, de mensen die in de psychiatrie gingen werken (en leren) vanuit het motief (al dan niet bewust) om er zélf beter van te worden. Mensen die misschien wel op hun klompen aanvoelden dat ze psychisch niet al te ‘sterk’ waren (hoewel ook dit een subjectief item is) en om die reden hun heil zochten binnen de kliniek. Niet voor opname, maar om de ‘levenslessen’ uit de opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige te halen.
Ernstig maar waar. Ik heb er meerdere gezien. En daar waar de hamer het gereedschap is van de timmerman, en het scalpeermes dat van de chirurg, zijn wij ‘ons eigen instrument’. Ik neem mijzelf mee als instrument in de therapeutische relatie. Ik. Wie ik ben. Hoe ik spreek. Hoe ik mijn empathie –welgemeeend- kan tonen. Hoe ik grenzen kan stellen. Hoe ik mijn eigen verdriet kan voelen (maar me er niet door laat overweldigen) Hoe ik kan begrijpen zonder ‘meegesleept’ te worden. Hoe ik kan inschatten wat er nú moet gebeuren. En wat morgen. Hoe ik oog kan hebben voor de ingetogene en de uitbundige weet te negeren. Hoe ik kan aanpakken als het moet. Of juist afwachten als dat beter is. Hoe ik mijzelf moet beschermen bij gevaar. Of als het te veel wordt. Hoe ik moet samenwerken. Afstemmen. Analyseren. Nee, het is geen ‘rocket-science’. Het is een boeiend vak. Maar hoe je het ook wendt of keert: je neemt jezelf mee als ‘inzet’ in de therapeutische relatie met je cliënt. Daar kan ‘ervaringsdeskundigheid’ overigens heel helpend bij zijn! Maar –zoals ik het in deze alinea bedoel- heb ik nogal eens mensen zien vastlopen in hun ‘aanloop’ naar het psychiatrisch verpleegkundige zijn, simpelweg doordat dat dunne lijntje ‘psychiatrie of nie’ was weggevallen. En da’s best triest.




